Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. krakelen:
  2. krakeel:


Niederländisch

Detailübersetzungen für krakelen (Niederländisch) ins Deutsch

krakelen:

krakelen Verb

  1. krakelen (ruzie maken; ruziën; twisten; kiften; kijven)
    streiten; schimpfen; zanken; schelten; keifen; sichzanken; sichstreiten
    • streiten Verb (streite, streitest, streitet, stritt, strittet, gestritten)
    • schimpfen Verb (schimpfe, schimpfst, schimpft, schimpfte, schimpftet, geschimpft)
    • zanken Verb (zanke, zankst, zankt, zankte, zanktet, gezank)
    • schelten Verb (schelte, schiltst, schilt, schalt, schaltet, gescholten)
    • keifen Verb (keife, keifst, keift, keifte, keiftet, gekeift)
    • sichzanken Verb

Übersetzung Matrix für krakelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
keifen kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten brullen; donderen; gillen; janken; tekeergaan; uit de slof schieten; uitvaren
schelten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten aanrekenen; aanwrijven; beledigen; berispen; beschuldigen; blameren; donderen; foeteren; fulmineren; gispen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; manen; nadragen; razen; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; terechtwijzen; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; vermanen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; waarschuwen
schimpfen kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten beledigen; brommen; donderen; foeteren; fulmineren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; razen; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; uitvloeken; zeuren
sichstreiten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten
sichzanken kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
streiten kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten argumenteren; bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; disputeren; duelleren; harrewarren; in de clinch liggen; kampen; kibbelen; knokken; matten; redetwisten; ruzie hebben; strijd voeren; strijden; twisten; vechten
zanken kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; twisten harrewarren; kibbelen; kiften

Verwandte Wörter für "krakelen":


krakeel:

krakeel [het ~] Nomen

  1. het krakeel (drukte; heisa)
    der Krakeel

Übersetzung Matrix für krakeel:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Krakeel drukte; heisa; krakeel geargumenteer; geredeneer

Verwandte Wörter für "krakeel":


Computerübersetzung von Drittern: