Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. koudmaken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für koudmaken (Niederländisch) ins Deutsch

koudmaken:

koudmaken Verb

  1. koudmaken (uit de weg ruimen; liquideren; afmaken)
    erledigen; liquidieren; vernichten; töten; ausschalten
    • erledigen Verb (erledige, erledigst, erledigt, erledigte, erledigtet, erledigt)
    • liquidieren Verb (liquidiere, liquidierst, liquidiert, liquidierte, liquidiertet, liquidiert)
    • vernichten Verb (vernichte, vernichtest, vernichtet, vernichtete, vernichtetet, vernichtet)
    • töten Verb (töte, tötest, tötet, tötete, tötetet, getötet)
    • ausschalten Verb (schalte aus, schaltest aus, schaltet aus, schaltete aus, schaltetet aus, ausgeschaltet)

Übersetzung Matrix für koudmaken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausschalten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; afzetten; doven; ruineren; slopen; smoren; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vernielen; vernietigen; verwoesten
erledigen afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doden; doen; doodmaken; doodschieten; doodslaan; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fiksen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; ruineren; slopen; uitgommen; uitrichten; uitvegen; uitvlakken; uitvoeren; uitwissen; van kant maken; vermoorden; vernielen; vernietigen; verrichten; verwoesten; vlakken; volbrengen; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; wegvegen; wissen
liquidieren afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbetalen; afbreken; afrekenen; liquideren; ruineren; slopen; uitroeien; vereffenen; vernielen; vernietigen; verrekenen; verwoesten
töten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afmaken; doden; doodmaken; doodslaan; liquideren; ombrengen; van kant maken; vermoorden
vernichten afmaken; koudmaken; liquideren; uit de weg ruimen afbreken; ruineren; slopen; vernielen; vernietigen; verwoesten