"kanten" übersetzt von Niederländische ins Deutsch--Interglot

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

kanten:
- aus Spitze
- Ränder; Säume
kant:
- Seite; Kante; Rand; Spitzenklöppelei; Spitze; Fransenborte; Spitzenarbeit; Spitzenkante
Wiktionary:
- kant → Spitze, Seite, andererseits
- kant → Rand, Kante, Hand, Seite, Spitze, Flanke, Ufer, Strand, Küste, Gestade

Niederländisch

Detailübersetzungen für kanten (Niederländisch) ins Deutsch

de kanten (randen; richels)
die Ränder; die Säume
- Ränder [die ~] Nomen
- Säume [die ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Ränder	kanten; marges; randen; richels	zomen
Säume	kanten; marges; randen; richels	zomen
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aus Spitze	kanten

de kant (zij; zijde)
die Seite; die Kante; der Rand
- Seite [die ~] Nomen
- Kante [die ~] Nomen
- Rand [der ~] Nomen
de kant (zijkant; rand)
die Seite; der Rand
- Seite [die ~] Nomen
- Rand [der ~] Nomen
de kant (kantkloswerk; kantwerk)
die Spitzenklöppelei; die Spitze; die Fransenborte; die Spitzenarbeit; die Spitzenkante
- Spitzenklöppelei [die ~] Nomen
- Spitze [die ~] Nomen
- Fransenborte [die ~] Nomen
- Spitzenarbeit [die ~] Nomen
- Spitzenkante [die ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Fransenborte	kant; kantkloswerk; kantwerk	franje; koers; passement; passementerie; route; versierende omzoming; versiering van rafels
Kante	kant; zij; zijde	boordsel; galon; kader; lijst; omranding; omzoming; oplegsel; passement; rand; richel; tres
Rand	kant; rand; zij; zijde; zijkant	boordsel; galon; kader; kantlijn; lijst; marge; omlijsting; omzoming; oplegsel; paginamarge; passement; raam; rand; richel; tres
Seite	kant; rand; zij; zijde; zijkant	bladzijde; flank; geheugenpagina; koers; page; pagina; route; webpagina; zijde; zijkant
Spitze	kant; kantkloswerk; kantwerk	aanvoeren; aanvoering; bergspits; bergtop; bovenkant; bovenzijde; culminatie; eerste plaats; franje; gevel; helmpluim; hoogst bereikbare punt; hoogst haalbare; hoogste punt; hoogtepunt; leiding; passement; passementerie; piek; pluim; pui; punt; summum; tonsuur; top; toppunt; torenspits; uitsteeksel; versierende omzoming; versiering van rafels; voorgaan; voorgevel; voorsprong; voorzijde; zenit
Spitzenarbeit	kant; kantkloswerk; kantwerk	passement; passementerie; versierende omzoming
Spitzenkante	kant; kantkloswerk; kantwerk
Spitzenklöppelei	kant; kantkloswerk; kantwerk
-	rand; zijde

kant

noun

kant

noun

eine Art Gewebe
- Spitze → kant
Richtung
- Seite → kant
in einer bestimmten Richtung liegende Begrenzungsfläche
- Seite → kant; zijde
seitlicher (rechts oder links von der Mitte gelegener) Teil einer Sache
- Seite → zijde; kant

Cross Translation:

From	To	Via
• kant	→ Rand	↔ edge — boundary line of a surface
• kant	→ Kante	↔ edge — in graph theory: any of the pairs of vertices in a graph
• kant	→ Hand; Seite	↔ hand — side; part; direction, either right or left
• kant	→ Spitze	↔ lace — fabric
• kant	→ Kante	↔ line — graph theory: edge of a graph
• kant	→ Seite	↔ side — flat surface of an object
• kant	→ Seite	↔ side — left or right half
• kant	→ Seite	↔ side — surface of a sheet of paper
• kant	→ Seite; Flanke	↔ côté — région des côtes, depuis l’aisselle jusqu’à la hanche.
• kant	→ Spitze	↔ dentelle — couture\|fr Sorte de passement à jour et à mailles très fines.
• kant	→ Flanke; Seite	↔ flanc — chacune des parties latérales du corps de l’homme ou des animaux, qui est depuis le défaut des côtes jusqu’aux hanches.
• kant	→ Ufer; Strand; Küste; Rand; Gestade	↔ rive — terrain qui border un fleuve, une rivière, un étang ou un lac.