Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. kaap:
  2. kapen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kaap (Niederländisch) ins Deutsch

kaap:

kaap [de ~] Nomen

  1. de kaap
    Kap
    • Kap [das ~] Nomen

Übersetzung Matrix für kaap:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Kap kaap

Verwandte Wörter für "kaap":


Wiktionary Übersetzungen für kaap:

kaap
noun
  1. een in zee vooruitstekende landpunt
  2. (Vlaams) belangrijk moment, mijlpaal
kaap
noun
  1. ein weit ins Meer vorgeschobener Endpunkt eines Gebirges, ein vorspringender Teil einer Felsenküste

Cross Translation:
FromToVia
kaap Kap cape — headland

kaap form of kapen:

kapen Verb (kaap, kaapt, kaapte, kaapten, gekaapt)

  1. kapen (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    stehlen; klauen; abhandenmachen; rauben; wegnehmen; entwenden; hinterziehen; wegschnappen; veruntreuen
    • stehlen Verb (stehle, stiehlst, stiehlt, stahl, stahlet, gestohlen)
    • klauen Verb (klaue, klaust, klaut, klaute, klautet, geklaut)
    • rauben Verb (raube, raubst, raubt, raubte, raubtet, geraub)
    • wegnehmen Verb (nehme weg, nimmst weg, nimmt weg, nahm weg, nahmt weg, weggenommen)
    • entwenden Verb (entwende, entwendest, entwendet, entwendete, entwendetet, entwendet)
    • hinterziehen Verb (ziehe hinter, ziehst hinter, zieht hinter, zog hinter, zogt hinter, hintergezogen)
    • wegschnappen Verb (schnappe weg, schnappst weg, schnappt weg, schnappte weg, schnapptet weg, weggeschnappt)
    • veruntreuen Verb (veruntreue, veruntreust, veruntreut, veruntreute, veruntreutet, veruntreut)

Konjugationen für kapen:

o.t.t.
  1. kaap
  2. kaapt
  3. kaapt
  4. kapen
  5. kapen
  6. kapen
o.v.t.
  1. kaapte
  2. kaapte
  3. kaapte
  4. kaapten
  5. kaapten
  6. kaapten
v.t.t.
  1. heb gekaapt
  2. hebt gekaapt
  3. heeft gekaapt
  4. hebben gekaapt
  5. hebben gekaapt
  6. hebben gekaapt
v.v.t.
  1. had gekaapt
  2. had gekaapt
  3. had gekaapt
  4. hadden gekaapt
  5. hadden gekaapt
  6. hadden gekaapt
o.t.t.t.
  1. zal kapen
  2. zult kapen
  3. zal kapen
  4. zullen kapen
  5. zullen kapen
  6. zullen kapen
o.v.t.t.
  1. zou kapen
  2. zou kapen
  3. zou kapen
  4. zouden kapen
  5. zouden kapen
  6. zouden kapen
en verder
  1. ben gekaapt
  2. bent gekaapt
  3. is gekaapt
  4. zijn gekaapt
  5. zijn gekaapt
  6. zijn gekaapt
diversen
  1. kaap!
  2. kaapt!
  3. gekaapt
  4. kapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kapen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abhandenmachen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
entwenden achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; graantje meepikken; inpikken; jatten; meepikken; ontstelen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
hinterziehen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verbergen; verdonkeremanen; verduisteren; verheimelijken; verstoppen; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken; wegstoppen
klauen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; graantje meepikken; inpikken; jatten; meepikken; onteigenen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
rauben achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven; beroven van; depriveren; gappen; graantje meepikken; inpikken; jatten; leegplunderen; meepikken; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; uitplunderen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
stehlen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven van; depriveren; doorleven; doorstaan; gappen; graantje meepikken; inpikken; jatten; ladelichten; leegplunderen; meepikken; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; te kort doen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdragen; verduisteren; verduren; verteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
veruntreuen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; onteigenen; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; versomberen; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
wegnehmen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achteruitgaan; afhalen; afnemen; beroven; beroven van; bestelen; declineren; demonteren; depriveren; meenemen; minder worden; ontmantelen; ontnemen; onttakelen; ophalen; te kort doen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; weghalen; wegnemen
wegschnappen achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; gappen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weghappen; wegkapen; wegpikken

Verwandte Wörter für "kapen":


Wiktionary Übersetzungen für kapen:

kapen
verb
  1. (overgankelijk) het stelen van een voertuig (vrnl. schepen en vliegtuigen)
kapen
verb
  1. jemanden (oder etwas in dem sich Personen befinden) heimlich oder gewaltsam wegbringen, verschleppen

Cross Translation:
FromToVia
kapen hijacken; entführen; überfallen hijack — to seize control of a vehicle

Computerübersetzung von Drittern: