Niederländisch
Detailübersetzungen für jubilerend (Niederländisch) ins Deutsch
jubilerend:
-
jubilerend
jubilierend-
jubilierend Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für jubilerend:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
jubilierend | jubilerend |
jubilerend form of jubileren:
-
jubileren
Konjugationen für jubileren:
o.t.t.
- jubileer
- jubileert
- jubileert
- jubileren
- jubileeren
- jubileren
o.v.t.
- jubileerde
- jubileerde
- jubileerde
- jubileerden
- jubileerden
- jubileerden
v.t.t.
- ben gejubileerd
- bent gejubileerd
- is gejubileerd
- zijn gejubileerd
- zijn gejubileerd
- zijn gejubileerd
v.v.t.
- was gejubileerd
- was gejubileerd
- was gejubileerd
- waren gejubileerd
- waren gejubileerd
- waren gejubileerd
o.t.t.t.
- zal jubileren
- zult jubileren
- zal jubileren
- zullen jubileren
- zullen jubileren
- zullen jubileren
o.v.t.t.
- zou jubileren
- zou jubileren
- zou jubileren
- zouden jubileren
- zouden jubileren
- zouden jubileren
en verder
- heb gejubileerd
- hebt gejubileerd
- heeft gejubileerd
- hebben gejubileerd
- hebben gejubileerd
- hebben gejubileerd
diversen
- jubileer!
- jubileert!
- gejubileerd
- jubilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für jubileren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
jubilieren | jubileren | een jubileum meemaken |