Niederländisch

Detailübersetzungen für invoegen (Niederländisch) ins Deutsch

invoegen:

invoegen Verb (voeg in, voegt in, voegde in, voegden in, ingevoegd)

  1. invoegen (inbrengen)
    einfügen; einstechen; hineinstecken; fugen; einschalten; einblenden
    • einfügen Verb (füge ein, fügst ein, fügt ein, fügte ein, fügtet ein, eingefügt)
    • einstechen Verb (steche ein, stichst ein, sticht ein, stach ein, stacht ein, eingestochen)
    • hineinstecken Verb (stecke hinein, steckst hinein, steckt hinein, steckte hinein, stecktet hinein, hineingesteckt)
    • fugen Verb
    • einschalten Verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
    • einblenden Verb
  2. invoegen (inbrengen)
  3. invoegen (tussenleggen; inleggen)
    einfügen; einschließen; fügen; einlegen
    • einfügen Verb (füge ein, fügst ein, fügt ein, fügte ein, fügtet ein, eingefügt)
    • einschließen Verb (schließe ein, schließest ein, schließt ein, schloß ein, schloßet ein, eingeschlossen)
    • fügen Verb (füge, fügst, fügt, fügte, fügtet, gefügt)
    • einlegen Verb (lege ein, legst ein, legt ein, legte ein, legtet ein, eingelegt)
  4. invoegen (overgaan op nieuwe rijbaan)
    einsetzen; einfügen; einschalten; einordnen; schalten; einschieben; auf eine neue Fahrbar wechseln
    • einsetzen Verb (setze ein, setzt ein, setzte ein, setztet ein, eingesetzt)
    • einfügen Verb (füge ein, fügst ein, fügt ein, fügte ein, fügtet ein, eingefügt)
    • einschalten Verb (schalte ein, schaltest ein, schaltet ein, schaltete ein, schaltetet ein, eingeschaltet)
    • einordnen Verb (ordne ein, ordnest ein, ordnet ein, ordnete ein, ordnetet ein, eingeordnet)
    • schalten Verb (schalte, schaltst, schaltt, schaltte, schalttet, geschaltet)
    • einschieben Verb (schiebe ein, schiebst ein, schiebt ein, schob ein, schobt ein, eingeschoben)
  5. invoegen

Konjugationen für invoegen:

o.t.t.
  1. voeg in
  2. voegt in
  3. voegt in
  4. voegen in
  5. voegen in
  6. voegen in
o.v.t.
  1. voegde in
  2. voegde in
  3. voegde in
  4. voegden in
  5. voegden in
  6. voegden in
v.t.t.
  1. heb ingevoegd
  2. hebt ingevoegd
  3. heeft ingevoegd
  4. hebben ingevoegd
  5. hebben ingevoegd
  6. hebben ingevoegd
v.v.t.
  1. had ingevoegd
  2. had ingevoegd
  3. had ingevoegd
  4. hadden ingevoegd
  5. hadden ingevoegd
  6. hadden ingevoegd
o.t.t.t.
  1. zal invoegen
  2. zult invoegen
  3. zal invoegen
  4. zullen invoegen
  5. zullen invoegen
  6. zullen invoegen
o.v.t.t.
  1. zou invoegen
  2. zou invoegen
  3. zou invoegen
  4. zouden invoegen
  5. zouden invoegen
  6. zouden invoegen
en verder
  1. ben ingevoegd
  2. bent ingevoegd
  3. is ingevoegd
  4. zijn ingevoegd
  5. zijn ingevoegd
  6. zijn ingevoegd
diversen
  1. voeg in!
  2. voegt in!
  3. ingevoegd
  4. invoegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für invoegen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
auf eine neue Fahrbar wechseln invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan
einblenden inbrengen; invoegen beschikbaar maken
einfuhren inbrengen; invoegen
einfügen inbrengen; inleggen; invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan; tussenleggen aanpassen; inbedden; inlassen; inpassen; inschuiven; naar elkaar toe schuiven; op proef aantrekken; passen; passen in; plakken; tussen zetten; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar
einlegen inleggen; invoegen; tussenleggen conserveren; in blik conserveren; inblikken; inleggen; inmaken; inpassen; inpekelen; inzouten; koppelen; marineren; mobiliseren; opzouten; passen in; toebereiden; tussenlassen; zouten
einordnen invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan bijzetten; deponeren; inpassen; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; passen in; plaatsen; rangordenen; rangschikken; reglementeren; situeren; stationeren; voorsorteren; zetten; zich afspelen; zich voegen
einschalten inbrengen; invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan aandoen; aandraaien; aanmaken; aanzetten; beginnen met werk; beginnen te werken; in werking stellen; inpassen; inschakelen; opstarten; passen in; starten; tussenlassen
einschieben invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan inlassen; inschuiven; naar elkaar toe schuiven
einschließen inleggen; invoegen; tussenleggen bijsluiten; bijvoegen; detineren; erbij rekenen; gevangen zetten; gevangenhouden; in de cel zetten; in hechtenis houden; inpassen; insluiten; interneren; isoleren; meerekenen; meetellen; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; opsluiten; passen in; toevoegen; vasthouden; vastzetten
einsetzen invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan aangrijpen; aanstellen; aanvangen; aanwenden; afstemmen; beginnen; benoemen; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; in functie aanstellen; inaugureren; inhuldigen; inklinken; inrichten; installeren; instellen; intreden; introduceren; inwijden; inzet tonen; inzetten; kennis laten maken; mobiliseren; op gang komen; plaatsen; plechtig bevestigen; posten; posteren; starten; stationeren; toepassen; tussen zetten; van start gaan; verwedden; voorstellen; wedden
einstechen inbrengen; invoegen inprikken; prikken; steken; steken geven
fugen inbrengen; invoegen
fügen inleggen; invoegen; tussenleggen koppelen; neerleggen; onderuit halen; samenkoppelen; verbinden
hineinstecken inbrengen; invoegen afstemmen; binnen gaan; binnendringen; binnenproppen; binnensteken; erin steken; iemand instoppen; indringen; inproppen; insteken; instellen; instoppen; penetreren; toedekken
schalten invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan de overhand hebben; heersen; inpassen; naar een andere versnelling overgaan; neerleggen; omschakelen; onderuit halen; overschakelen; passen in; schakelen
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Einfügemodus invoegen
Einfügen invoegen

Wiktionary Übersetzungen für invoegen:


Cross Translation:
FromToVia
invoegen einfügen insert — put in between or into