Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. invliegen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für invlogen (Niederländisch) ins Deutsch

invliegen:

invliegen Verb (vlieg in, vliegt in, vloog in, vlogen in, ingevlogen)

  1. invliegen
    einfliegen
    • einfliegen Verb (fliege ein, fliegst ein, fliegt ein, flog ein, flogt ein, eingeflogen)

Konjugationen für invliegen:

o.t.t.
  1. vlieg in
  2. vliegt in
  3. vliegt in
  4. vliegen in
  5. vliegen in
  6. vliegen in
o.v.t.
  1. vloog in
  2. vloog in
  3. vloog in
  4. vlogen in
  5. vlogen in
  6. vlogen in
v.t.t.
  1. ben ingevlogen
  2. bent ingevlogen
  3. is ingevlogen
  4. zijn ingevlogen
  5. zijn ingevlogen
  6. zijn ingevlogen
v.v.t.
  1. was ingevlogen
  2. was ingevlogen
  3. was ingevlogen
  4. waren ingevlogen
  5. waren ingevlogen
  6. waren ingevlogen
o.t.t.t.
  1. zal invliegen
  2. zult invliegen
  3. zal invliegen
  4. zullen invliegen
  5. zullen invliegen
  6. zullen invliegen
o.v.t.t.
  1. zou invliegen
  2. zou invliegen
  3. zou invliegen
  4. zouden invliegen
  5. zouden invliegen
  6. zouden invliegen
en verder
  1. heb ingevlogen
  2. hebt ingevlogen
  3. heeft ingevlogen
  4. hebben ingevlogen
  5. hebben ingevlogen
  6. hebben ingevlogen
diversen
  1. vlieg in!
  2. vliegt in!
  3. ingevlogen
  4. invliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für invliegen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einfliegen invliegen aankomen op vliegveld; binnenstormen; binnenvliegen; landen