Niederländisch
Detailübersetzungen für inlassen (Niederländisch) ins Deutsch
inlassen:
-
inlassen
Konjugationen für inlassen:
o.t.t.
- las in
- last in
- last in
- lassen in
- lassen in
- lassen in
o.v.t.
- laste in
- laste in
- laste in
- lasten in
- lasten in
- lasten in
v.t.t.
- heb ingelast
- hebt ingelast
- heeft ingelast
- hebben ingelast
- hebben ingelast
- hebben ingelast
v.v.t.
- had ingelast
- had ingelast
- had ingelast
- hadden ingelast
- hadden ingelast
- hadden ingelast
o.t.t.t.
- zal inlassen
- zult inlassen
- zal inlassen
- zullen inlassen
- zullen inlassen
- zullen inlassen
o.v.t.t.
- zou inlassen
- zou inlassen
- zou inlassen
- zouden inlassen
- zouden inlassen
- zouden inlassen
en verder
- ben ingelast
- bent ingelast
- is ingelast
- zijn ingelast
- zijn ingelast
- zijn ingelast
diversen
- las in!
- last in!
- ingelast
- inlassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inlassen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
einfügen | inlassen | aanpassen; inbedden; inbrengen; inleggen; inpassen; inschuiven; invoegen; naar elkaar toe schuiven; op proef aantrekken; overgaan op nieuwe rijbaan; passen; passen in; plakken; tussen zetten; tussenleggen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar |
einpassen | inlassen | inbedden; inpassen; passen in; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar |
einschieben | inlassen | inschuiven; invoegen; naar elkaar toe schuiven; overgaan op nieuwe rijbaan |
Verwandte Wörter für "inlassen":
inlas:
-
de inlas (ingevoegd stuk; invoeging)
Übersetzung Matrix für inlas:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Einsatzstück | ingevoegd stuk; inlas; invoeging | inzetstuk |