Niederländisch
Detailübersetzungen für inkankeren (Niederländisch) ins Deutsch
inkankeren:
-
inkankeren
weiterwuchern; fortwuchern-
weiterwuchern Verb (wuchere weiter, wucherst weiter, wuchert weiter, wucherte weiter, wuchertet weiter, weitergewuchert)
-
fortwuchern Verb (wuchre fort, wucherst fort, wurchert fort, wucherte fort, wuchertet fort, fortgewuchert)
-
Konjugationen für inkankeren:
o.t.t.
- kanker in
- kankert in
- kankert in
- kankeren in
- kankeren in
- kankeren in
o.v.t.
- kankerde in
- kankerde in
- kankerde in
- kankerden in
- kankerden in
- kankerden in
v.t.t.
- heb ingekankerd
- hebt ingekankerd
- heeft ingekankerd
- hebben ingekankerd
- hebben ingekankerd
- hebben ingekankerd
v.v.t.
- had ingekankerd
- had ingekankerd
- had ingekankerd
- hadden ingekankerd
- hadden ingekankerd
- hadden ingekankerd
o.t.t.t.
- zal inkankeren
- zult inkankeren
- zal inkankeren
- zullen inkankeren
- zullen inkankeren
- zullen inkankeren
o.v.t.t.
- zou inkankeren
- zou inkankeren
- zou inkankeren
- zouden inkankeren
- zouden inkankeren
- zouden inkankeren
en verder
- is ingekankerd
diversen
- kanker in!
- kankert in!
- ingekankerd
- inkankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für inkankeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
fortwuchern | inkankeren | doorwoekeren; voortwoekeren; zich verder verspreiden |
weiterwuchern | inkankeren | voortwoekeren; zich verder verspreiden |
Computerübersetzung von Drittern: