Niederländisch
Detailübersetzungen für indijk (Niederländisch) ins Deutsch
indijken:
-
indijken (inpolderen; droogleggen)
-
indijken (indammen)
Konjugationen für indijken:
o.t.t.
- dijk in
- dijkt in
- dijkt in
- dijken in
- dijken in
- dijken in
o.v.t.
- dijkte in
- dijkte in
- dijkte in
- dijkten in
- dijkten in
- dijkten in
v.t.t.
- heb ingedijkt
- hebt ingedijkt
- heeft ingedijkt
- hebben ingedijkt
- hebben ingedijkt
- hebben ingedijkt
v.v.t.
- had ingedijkt
- had ingedijkt
- had ingedijkt
- hadden ingedijkt
- hadden ingedijkt
- hadden ingedijkt
o.t.t.t.
- zal indijken
- zult indijken
- zal indijken
- zullen indijken
- zullen indijken
- zullen indijken
o.v.t.t.
- zou indijken
- zou indijken
- zou indijken
- zouden indijken
- zouden indijken
- zouden indijken
en verder
- is ingedijkt
diversen
- dijk in!
- dijkt in!
- ingedijkt
- indijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für indijken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
eindeichen | indammen; indijken | bedijken; bijsluiten; bijvoegen; insluiten; toevoegen |
eindämmen | indammen; indijken | afgrenzen; bedijken; begrenzen; beknotten; beperken; bijsluiten; bijvoegen; inperken; insluiten; toevoegen; van grenzen voorzien |
einpoldern | droogleggen; indijken; inpolderen | |
entwässern | droogleggen; indijken; inpolderen | dehydreren; ontvochten; ontwateren |
trockenlegen | droogleggen; indijken; inpolderen | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen |