Niederländisch
Detailübersetzungen für inblikken (Niederländisch) ins Deutsch
inblikken:
-
inblikken (in blik conserveren; inmaken)
einmachen; einlegen; konservieren; einkochen; einbüchsen-
konservieren Verb (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
Konjugationen für inblikken:
o.t.t.
- blik in
- blikt in
- blikt in
- blikken in
- blikken in
- blikken in
o.v.t.
- blikte in
- blikte in
- blikte in
- blikten in
- blikten in
- blikten in
v.t.t.
- heb ingeblikt
- hebt ingeblikt
- heeft ingeblikt
- hebben ingeblikt
- hebben ingeblikt
- hebben ingeblikt
v.v.t.
- had ingeblikt
- had ingeblikt
- had ingeblikt
- hadden ingeblikt
- hadden ingeblikt
- hadden ingeblikt
o.t.t.t.
- zal inblikken
- zult inblikken
- zal inblikken
- zullen inblikken
- zullen inblikken
- zullen inblikken
o.v.t.t.
- zou inblikken
- zou inblikken
- zou inblikken
- zouden inblikken
- zouden inblikken
- zouden inblikken
en verder
- is ingeblikt
diversen
- blik in!
- blikt in!
- ingeblikt
- inblikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze