Niederländisch
Detailübersetzungen für het hof maken (Niederländisch) ins Deutsch
het hof maken:
-
het hof maken
den Hof machen-
den Hof machen Verb (mache den Hof, machst den Hof, macht den Hof, machte den Hof, machtet den Hof, den Hof gemacht)
-
Konjugationen für het hof maken:
o.t.t.
- maak het hof
- maakt het hof
- maakt het hof
- maken het hof
- maken het hof
- maken het hof
o.v.t.
- maakte het hof
- maakte het hof
- maakte het hof
- maakten het hof
- maakten het hof
- maakten het hof
v.t.t.
- heb het hof gemaakt
- hebt het hof gemaakt
- heeft het hof gemaakt
- hebben het hof gemaakt
- hebben het hof gemaakt
- hebben het hof gemaakt
v.v.t.
- had het hof gemaakt
- had het hof gemaakt
- had het hof gemaakt
- hadden het hof gemaakt
- hadden het hof gemaakt
- hadden het hof gemaakt
o.t.t.t.
- zal het hof maken
- zult het hof maken
- zal het hof maken
- zullen het hof maken
- zullen het hof maken
- zullen het hof maken
o.v.t.t.
- zou het hof maken
- zou het hof maken
- zou het hof maken
- zouden het hof maken
- zouden het hof maken
- zouden het hof maken
en verder
- ben het hof gemaakt
- bent het hof gemaakt
- is het hof gemaakt
- zijn het hof gemaakt
- zijn het hof gemaakt
- zijn het hof gemaakt
diversen
- maak het hof!
- maakt het hof!
- het hof gemaakt
- het hof makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für het hof maken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
den Hof machen | het hof maken | hof maken; opvrijen |