Niederländisch
Detailübersetzungen für grienen (Niederländisch) ins Deutsch
grienen:
Konjugationen für grienen:
o.t.t.
- grien
- grient
- grient
- grienen
- grienen
- grienen
o.v.t.
- griende
- griende
- griende
- grienden
- grienden
- grienden
v.t.t.
- heb gegriend
- hebt gegriend
- heeft gegriend
- hebben gegriend
- hebben gegriend
- hebben gegriend
v.v.t.
- had gegriend
- had gegriend
- had gegriend
- hadden gegriend
- hadden gegriend
- hadden gegriend
o.t.t.t.
- zal grienen
- zult grienen
- zal grienen
- zullen grienen
- zullen grienen
- zullen grienen
o.v.t.t.
- zou grienen
- zou grienen
- zou grienen
- zouden grienen
- zouden grienen
- zouden grienen
diversen
- grien!
- grient!
- gegriend
- grienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für grienen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
flennen | grienen; huilen; janken; snikken; snotteren | emmeren; etteren; griepen; huilen; janken; klieren; sniffen; snikken; snotteren; wenen; zeiken |
greinen | grienen; huilen; janken; snikken; snotteren | bouderen; een pruillip trekken; etteren; griepen; janken; klieren; pruilen; snikken; zeiken |