Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. grauwen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für grauwt (Niederländisch) ins Deutsch

grauwen:

grauwen Verb (grauw, grauwt, grauwde, grauwden, gegrauwd)

  1. grauwen (snauwen)
    anschnauzen
    • anschnauzen Verb (schauze an, schauzt an, schauzte an, schauztet an, angeschnauzt)

Konjugationen für grauwen:

o.t.t.
  1. grauw
  2. grauwt
  3. grauwt
  4. grauwen
  5. grauwen
  6. grauwen
o.v.t.
  1. grauwde
  2. grauwde
  3. grauwde
  4. grauwden
  5. grauwden
  6. grauwden
v.t.t.
  1. heb gegrauwd
  2. hebt gegrauwd
  3. heeft gegrauwd
  4. hebben gegrauwd
  5. hebben gegrauwd
  6. hebben gegrauwd
v.v.t.
  1. had gegrauwd
  2. had gegrauwd
  3. had gegrauwd
  4. hadden gegrauwd
  5. hadden gegrauwd
  6. hadden gegrauwd
o.t.t.t.
  1. zal grauwen
  2. zult grauwen
  3. zal grauwen
  4. zullen grauwen
  5. zullen grauwen
  6. zullen grauwen
o.v.t.t.
  1. zou grauwen
  2. zou grauwen
  3. zou grauwen
  4. zouden grauwen
  5. zouden grauwen
  6. zouden grauwen
diversen
  1. grauw!
  2. grauwt!
  3. gegrauwd
  4. grauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für grauwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anschnauzen grauwen; snauwen afbekken; afblaffen; afsnauwen; snauwen; toebijten; toesnauwen; uitsliepen; uitvallen tegen; uitvaren tegen

Verwandte Wörter für "grauwen":


Computerübersetzung von Drittern: