Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. gezaghebbend:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gezaghebbend (Niederländisch) ins Deutsch

gezaghebbend:

gezaghebbend Adjektiv

  1. gezaghebbend (met gezag bekleed)
  2. gezaghebbend (vooraanstaande; toonaangevend; dominant; maatgevend)

Übersetzung Matrix für gezaghebbend:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leitend dominant; gezaghebbend; maatgevend; toonaangevend; vooraanstaande aanvoerend; eerste; leidend; leidinggevend; vooraan; voorin; voorop
maßgebend dominant; gezaghebbend; maatgevend; met gezag bekleed; toonaangevend; vooraanstaande gezichtsbepalend; invloedrijk; toonaangevend; vooraanstaand
tonangebend dominant; gezaghebbend; maatgevend; toonaangevend; vooraanstaande aanvoerend; eerste; leidend; vooraan; voorin; voorop
voranstehende dominant; gezaghebbend; maatgevend; toonaangevend; vooraanstaande

Verwandte Wörter für "gezaghebbend":

  • gezaghebbendheid, gezaghebbende

Wiktionary Übersetzungen für gezaghebbend:

gezaghebbend
adjective
  1. overwicht hebbend of gewicht hebbend

Cross Translation:
FromToVia
gezaghebbend autoritativ autoritaire — Associé à une personne qui user ou montrer de l’autorité.