Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- wetten:
-
Wiktionary:
- wetten → wetzen, schleifen, scharf machen, schärfen, spitzen
Niederländisch
Detailübersetzungen für gewet (Niederländisch) ins Deutsch
wetten:
-
wetten (slijpen; aanzetten; scherpen)
wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen-
abschleifen Verb (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
Konjugationen für wetten:
o.t.t.
- wet
- wet
- wet
- wetten
- wetten
- wetten
o.v.t.
- wette
- wette
- wette
- wetten
- wetten
- wetten
v.t.t.
- heb gewet
- hebt gewet
- heeft gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
v.v.t.
- had gewet
- had gewet
- had gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
o.t.t.t.
- zal wetten
- zult wetten
- zal wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
o.v.t.t.
- zou wetten
- zou wetten
- zou wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
diversen
- wet!
- wet!
- gewet
- wettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wetten:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Gesetze | wetten | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abschleifen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | afslijpen; erafslijpen; scherp maken; slijpen |
schleifen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | een slepende gang hebben; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; hard drillen; met zich meeslepen; scherp maken; slijpen; uitslijpen; wegslijpen |
schärfen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | |
wetzen | aanzetten; scherpen; slijpen; wetten | aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; rennen; reppen; scherp maken; slijpen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
Verwandte Wörter für "wetten":
Wiktionary Übersetzungen für wetten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wetten | → wetzen | ↔ whet — hone or rub on with some substance for the purpose of sharpening |
• wetten | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ affiler — aiguiser le tranchant émousser ou ébrécher d’un instrument, lui donner le fil. |
• wetten | → schleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen | ↔ aiguiser — rendre aigu. |