Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- gereden:
- rijden:
-
Wiktionary:
- rijden → fahren, reiten
- rijden → Rad fahren, fahren, reiten, gehen, sich befinden
Niederländisch
Detailübersetzungen für gereden (Niederländisch) ins Deutsch
gereden:
-
gereden (verreden)
zurückgelegt-
zurückgelegt Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für gereden:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zurückgelegt | gereden; verreden |
rijden:
-
rijden (karren)
Konjugationen für rijden:
o.t.t.
- rijd
- rijdt
- rijdt
- rijden
- rijden
- rijden
o.v.t.
- reed
- reed
- reed
- reden
- reden
- reden
v.t.t.
- heb gereden
- hebt gereden
- heeft gereden
- hebben gereden
- hebben gereden
- hebben gereden
v.v.t.
- had gereden
- had gereden
- had gereden
- hadden gereden
- hadden gereden
- hadden gereden
o.t.t.t.
- zal rijden
- zult rijden
- zal rijden
- zullen rijden
- zullen rijden
- zullen rijden
o.v.t.t.
- zou rijden
- zou rijden
- zou rijden
- zouden rijden
- zouden rijden
- zouden rijden
en verder
- ben gereden
- bent gereden
- is gereden
- zijn gereden
- zijn gereden
- zijn gereden
diversen
- rijd!
- rijdt!
- gereden
- rijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
rijden (autorijden)
Übersetzung Matrix für rijden:
Verwandte Definitionen für "rijden":
Wiktionary Übersetzungen für rijden:
rijden
Cross Translation:
verb
rijden
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rijden | → Rad fahren | ↔ cycle — to ride a cycle |
• rijden | → fahren | ↔ drive — operate (a wheeled motorized vehicle) |
• rijden | → reiten; fahren | ↔ ride — to transport oneself by sitting on and directing a horse, bicycle etc. |
• rijden | → fahren | ↔ ride — to be transported in a vehicle as a passenger |
• rijden | → gehen; fahren; sich befinden | ↔ aller — se déplacer jusqu'à un endroit. |
• rijden | → reiten | ↔ chevaucher — Aller à cheval |