Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. geloven:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für geloven (Niederländisch) ins Deutsch

geloven:

geloven Verb (geloof, gelooft, geloofde, geloofden, geloofd)

  1. geloven (aannemen)
    glauben; annehmen; denken; schätzen
    • glauben Verb (glaube, glaubst, glaubt, glaubte, glaubtet, geglaubt)
    • annehmen Verb (nehme an, nimmst an, nimmt an, nahm an, nahmt an, angenommen)
    • denken Verb (denke, denkst, denkt, dachte, dachtet, gedacht)
    • schätzen Verb (schätze, schätzest, schätzt, schätzte, schätztet, geschätzt)

Konjugationen für geloven:

o.t.t.
  1. geloof
  2. gelooft
  3. gelooft
  4. geloven
  5. geloven
  6. geloven
o.v.t.
  1. geloofde
  2. geloofde
  3. geloofde
  4. geloofden
  5. geloofden
  6. geloofden
v.t.t.
  1. heb geloofd
  2. hebt geloofd
  3. heeft geloofd
  4. hebben geloofd
  5. hebben geloofd
  6. hebben geloofd
v.v.t.
  1. had geloofd
  2. had geloofd
  3. had geloofd
  4. hadden geloofd
  5. hadden geloofd
  6. hadden geloofd
o.t.t.t.
  1. zal geloven
  2. zult geloven
  3. zal geloven
  4. zullen geloven
  5. zullen geloven
  6. zullen geloven
o.v.t.t.
  1. zou geloven
  2. zou geloven
  3. zou geloven
  4. zouden geloven
  5. zouden geloven
  6. zouden geloven
en verder
  1. ben geloofd
  2. bent geloofd
  3. is geloofd
  4. zijn geloofd
  5. zijn geloofd
  6. zijn geloofd
diversen
  1. geloof!
  2. gelooft!
  3. geloofd
  4. gelovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für geloven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
annehmen aannemen; geloven aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; adopteren; beantwoorden; bedoelen; beogen; betogen; cadeau aannemen; demonstreren; gissen; gissing maken; in ontvangst nemen; krijgen; naar voren brengen; ontvangen; opnemen; opperen; opstrijken; opvangen; poneren; postuleren; raden; stellen; ten doel hebben; uitgaan van; veronderstellen; vooronderstellen
denken aannemen; geloven aannemen; denken; uitgaan van; veronderstellen; wikken en wegen
glauben aannemen; geloven aannemen; gissen; gissing maken; raden; uitgaan van; veronderstellen
schätzen aannemen; geloven aannemen; aanrekenen; aanwrijven; achten; adviseren; afwegen; appreciëren; bepalen; beramen; berispen; beschuldigen; blameren; eerbiedigen; gispen; gissen; gissing maken; hoogachten; hoogschatten; iets aanraden; ingeven; inschatten; laken; loven; nadragen; op prijs stellen; overdenken; overwegen; postuleren; prijzen; raden; ramen; respecteren; roemen; schatten; suggereren; taxeren; uitgaan van; vereren; veronderstellen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; vooronderstellen; waarderen; zich lovend uitlaten
- aannemen

Synonyms for "geloven":


Verwandte Definitionen für "geloven":

  1. denken dat het waar is1
    • Pim gelooft niet meer in sinterklaas1
  2. helemaal op iets of iemand vertrouwen1
    • ik geloof in de vooruitgang1

Wiktionary Übersetzungen für geloven:

geloven
verb
  1. overtuigd zijn dat iets waar is
geloven
verb
  1. »jemandem glauben« (Dativ): sich auf jemanden vertrauensvoll verlassen
  2. »an jemanden (/etwas) glauben« (Akkusativ): jemandem vertrauen, auf jemanden vertrauen; auf etwas setzen
  3. »etwas glauben«/»glauben, dass«; subjektiv:
  4. religiös sein, an einen oder mehrere Gott glauben; in seinem Glauben überzeugt sein

Cross Translation:
FromToVia
geloven glauben believe — to accept that someone is telling the truth (object: person)
geloven glauben believe — to accept as true
geloven glauben believe — to consider likely
geloven glauben creed — believe
geloven denken; glauben think — guess, reckon
geloven den Eindruck haben; glauben understand — to believe, based on information
geloven glauben; anerkennen; für richtig erkennen croiretenir pour véritable.