Niederländisch
Detailübersetzungen für gelijkstaan (Niederländisch) ins Deutsch
gelijkstaan:
-
gelijkstaan
gleichstehen-
gleichstehen Verb (stehe gleich, stehst gleich, steht gleich, stand gleich, standet gleich, gleichgestanden)
-
Konjugationen für gelijkstaan:
o.t.t.
- sta gelijk
- staat gelijk
- staat gelijk
- staan gelijk
- staan gelijk
- staan gelijk
o.v.t.
- stond gelijk
- stond gelijk
- stond gelijk
- stonden gelijk
- stonden gelijk
- stonden gelijk
v.t.t.
- heb gelijk gestaan
- hebt gelijk gestaan
- heeft gelijk gestaan
- hebben gelijk gestaan
- hebben gelijk gestaan
- hebben gelijk gestaan
v.v.t.
- had gelijk gestaan
- had gelijk gestaan
- had gelijk gestaan
- hadden gelijk gestaan
- hadden gelijk gestaan
- hadden gelijk gestaan
o.t.t.t.
- zal gelijkstaan
- zult gelijkstaan
- zal gelijkstaan
- zullen gelijkstaan
- zullen gelijkstaan
- zullen gelijkstaan
o.v.t.t.
- zou gelijkstaan
- zou gelijkstaan
- zou gelijkstaan
- zouden gelijkstaan
- zouden gelijkstaan
- zouden gelijkstaan
diversen
- sta gelijk!
- staat gelijk!
- gelijk gestaan
- gelijk staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für gelijkstaan:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gleichstehen | gelijkstaan | gelijklopen; gelijkspelen; quitte spelen; synchroon lopen; synchroon zijn |