Niederländisch

Detailübersetzungen für gebonden (Niederländisch) ins Deutsch

gebonden:

gebonden Adjektiv

  1. gebonden (niet vrij)
  2. gebonden
    gebunden

Übersetzung Matrix für gebonden:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gebunden gebonden onvrij; smeuig
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gezwungen gebonden; niet vrij dwangmatig; gedwongen; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; obligaat; obligatoir; onnatuurlijk; onvrij; onvrijwillig; vereist; verplicht
obligatorisch gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht
unfrei gebonden; niet vrij onvrij
verbindlich gebonden; niet vrij obligaat; obligatoir; reglementair; vereist; verplicht; verplicht zijn aan; verplichtend
verpflichtet gebonden; niet vrij gedwongen; geforceerd; obligaat; obligatoir; onvrijwillig; reglementair; vereist; verplicht

Verwandte Wörter für "gebonden":


Wiktionary Übersetzungen für gebonden:


Cross Translation:
FromToVia
gebonden legato; gebunden legato — music: smoothly, in a connected manner
gebonden dicht; gedrängt; geschlossen; undurchdringlich denseépais, compact, dont les parties nous paraissent plus épaisses ou plus serrées.

gebonden form of binden:

binden Verb (bind, bindt, bond, bonden, gebonden)

  1. binden (boekbinden; inbinden)
    binden; Bücher binden
  2. binden (knevelen; vastbinden; strikken; vastmaken; knopen)
    knebeln; den Mund verbieten; erpressen
  3. binden (ketenen; boeien; kluisteren)
    ketten; verketten; aneinanderreihen
    • ketten Verb (kette, kettest, kettet, kettete, kettetet, gekettet)
    • verketten Verb (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)

Konjugationen für binden:

o.t.t.
  1. bind
  2. bindt
  3. bindt
  4. binden
  5. binden
  6. binden
o.v.t.
  1. bond
  2. bond
  3. bond
  4. bonden
  5. bonden
  6. bonden
v.t.t.
  1. heb gebonden
  2. hebt gebonden
  3. heeft gebonden
  4. hebben gebonden
  5. hebben gebonden
  6. hebben gebonden
v.v.t.
  1. had gebonden
  2. had gebonden
  3. had gebonden
  4. hadden gebonden
  5. hadden gebonden
  6. hadden gebonden
o.t.t.t.
  1. zal binden
  2. zult binden
  3. zal binden
  4. zullen binden
  5. zullen binden
  6. zullen binden
o.v.t.t.
  1. zou binden
  2. zou binden
  3. zou binden
  4. zouden binden
  5. zouden binden
  6. zouden binden
diversen
  1. bind!
  2. bindt!
  3. gebonden
  4. bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für binden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Bücher binden binden; boekbinden; inbinden
aneinanderreihen binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
binden binden; boekbinden; inbinden afbinden; afsnoeren; vastbinden; vastsjorren; verbinden
den Mund verbieten binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
erpressen binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken afdwingen; afpersen; chanteren; door iets genoodzaakt worden; dwingen; forceren; intimideren; noodzaken; nopen; onder druk zetten
ketten binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; in de val laten lopen; koppelen; samenvoegen; strikken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
knebeln binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken in de val laten lopen; strikken; vastbinden; vastsjorren
verketten binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; bijeen voegen; combineren; ineenvlechten; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden; vervlechten; verweven

Verwandte Definitionen für "binden":

  1. een gerecht dikker maken1
    • ik bond de soep met bloem1
  2. er omheen doen en vastmaken1
    • hij bond het touw om de stapel kranten1
  3. hem in zijn vrijheid beperken1
    • mijn moeder is aan huis gebonden1

Wiktionary Übersetzungen für binden:

binden
verb
  1. vastmaken (evt. figuurlijk)

Cross Translation:
FromToVia
binden konnektieren; verbinden bindtransitive connect
binden binden tie — to attach or fasten with string
binden anbrennen; befestigen; festsetzen; fixieren; binden; verbinden; anschließen attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.
binden knoten; binden; verbinden nouerlier au moyen d’un nœud, d'un lien.
binden binden; verbinden; verknüpfen; einbinden relierlier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.
binden einschließen; spannen; klemmen; pressen; zwängen; zusammendrücken; kondensieren; komprimieren serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).

Verwandte Übersetzungen für gebonden