Niederländisch
Detailübersetzungen für emailleren (Niederländisch) ins Deutsch
emailleren:
-
emailleren (moffelen)
Konjugationen für emailleren:
o.t.t.
- emailleer
- emailleert
- emailleert
- emailleren
- emailleren
- emailleren
o.v.t.
- emailleerde
- emailleerde
- emailleerde
- emailleerden
- emailleerden
- emailleerden
v.t.t.
- heb geëmailleerd
- hebt geëmailleerd
- heeft geëmailleerd
- hebben geëmailleerd
- hebben geëmailleerd
- hebben geëmailleerd
v.v.t.
- had geëmailleerd
- had geëmailleerd
- had geëmailleerd
- hadden geëmailleerd
- hadden geëmailleerd
- hadden geëmailleerd
o.t.t.t.
- zal emailleren
- zult emailleren
- zal emailleren
- zullen emailleren
- zullen emailleren
- zullen emailleren
o.v.t.t.
- zou emailleren
- zou emailleren
- zou emailleren
- zouden emailleren
- zouden emailleren
- zouden emailleren
en verder
- is geëmailleerd
- zijn geëmailleerd
diversen
- emailleer!
- emailleert!
- geëmailleerd
- emaillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für emailleren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
munkeln | emailleren; moffelen | fluisteren; slissen; smiespelen; smoezen |
murmeln | emailleren; moffelen | mompelen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; prevelen; slissen |