Niederländisch
Detailübersetzungen für doorponsen (Niederländisch) ins Deutsch
doorponsen:
Konjugationen für doorponsen:
o.t.t.
- doorpons
- doorponst
- doorponst
- doorponsen
- doorponsen
- doorponsen
o.v.t.
- doorponste
- doorponste
- doorponste
- doorponsten
- doorponsten
- doorponsten
v.t.t.
- heb doorgeponst
- hebt doorgeponst
- heeft doorgeponst
- hebben doorgeponst
- hebben doorgeponst
- hebben doorgeponst
v.v.t.
- had doorgeponst
- had doorgeponst
- had doorgeponst
- hadden doorgeponst
- hadden doorgeponst
- hadden doorgeponst
o.t.t.t.
- zal doorponsen
- zult doorponsen
- zal doorponsen
- zullen doorponsen
- zullen doorponsen
- zullen doorponsen
o.v.t.t.
- zou doorponsen
- zou doorponsen
- zou doorponsen
- zouden doorponsen
- zouden doorponsen
- zouden doorponsen
en verder
- is doorgeponst
- zijn doorgeponst
diversen
- doorpons!
- doorponst!
- doorgeponst
- doorponsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für doorponsen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lochen | doorponsen; ponsen; stansen | doordringen; penetreren |
punzen | doorponsen; ponsen; stansen | |
stanzen | doorponsen; ponsen; stansen |