Niederländisch
Detailübersetzungen für doorklinken (Niederländisch) ins Deutsch
doorklinken:
-
doorklinken
Konjugationen für doorklinken:
o.t.t.
- klink door
- klinkt door
- klinkt door
- klinken door
- klinken door
- klinken door
o.v.t.
- klonk door
- klonk door
- klonk door
- klonken door
- klonken door
- klonken door
v.t.t.
- ben doorgeklonken
- bent doorgeklonken
- is doorgeklonken
- zijn doorgeklonken
- zijn doorgeklonken
- zijn doorgeklonken
v.v.t.
- was doorgeklonken
- was doorgeklonken
- was doorgeklonken
- waren doorgeklonken
- waren doorgeklonken
- waren doorgeklonken
o.t.t.t.
- zal doorklinken
- zult doorklinken
- zal doorklinken
- zullen doorklinken
- zullen doorklinken
- zullen doorklinken
o.v.t.t.
- zou doorklinken
- zou doorklinken
- zou doorklinken
- zouden doorklinken
- zouden doorklinken
- zouden doorklinken
diversen
- klink door!
- klinkt door!
- doorgeklonken
- doorklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für doorklinken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
schallen | doorklinken | brullen; echoën; fulmineren; galmen; geluid maken; herhalen; het uitgillen; hoorbaar zijn; lachen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; razen; resoneren; schallen; schateren; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen |