Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. doezelig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doezelig (Niederländisch) ins Deutsch

doezelig:

doezelig Adjektiv

  1. doezelig (soezerig; suf)
    duselig; schlaff; dumpf; betäubt; dumpfig; dösig

Übersetzung Matrix für doezelig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
betäubt doezelig; soezerig; suf bedwelmd; daas; dof; geesteloos; mat; onder invloed; soezerig; suf; verdoofd; versuft
dumpf doezelig; soezerig; suf afgedempt; banaal; bedompt; benauwd; beslagen; dof; drukkend; duf; gedempt; glansloos; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; mat; muf; niet helder; onduidelijk; plat; platvloers; schunnig; suf; triviaal; vaag; vunzig
dumpfig doezelig; soezerig; suf afgedempt; banaal; dof; flets; gedempt; grauwkleurig; grijs; grof; laag-bij-de-grond; lomp; mat; niet helder; onduidelijk; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vaag; vunzig
duselig doezelig; soezerig; suf aangeschoten; bedwelmd; beneveld; beschonken; daas; dof; dommelig; geesteloos; lodderig; mat; onder invloed; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; teut; tipsy; verdoofd; versuft
dösig doezelig; soezerig; suf daas; dof; dommelig; eentonig; geesteloos; lodderig; mat; monotoon; saai; slaapverwekkend; slaperig; soezerig; soezig; suf; suffig; versuft
schlaff doezelig; soezerig; suf armzalig; bleekjes; dof; dood; flets; futloos; gammel; geesteloos; karig; krachteloos; krakkemikkig; krukkig; lamlendig; levenloos; lusteloos; mager; mat; niet bezield; niet helder; onbeholpen; onbezield; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wankel; wee; ziekelijk; zwak

Verwandte Wörter für "doezelig":

  • doezelige