Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. dirigeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dirigeren (Niederländisch) ins Deutsch

dirigeren:

dirigeren [znw.] Nomen

  1. dirigeren
    Dirigieren

dirigeren Verb (dirigeer, dirigeert, dirigeerde, dirigeerden, gedirigeerd)

  1. dirigeren (orkest dirigeren)
    dirigieren
    • dirigieren Verb (dirigiere, dirigierst, dirigiert, dirigierte, dirigiertet, dirigiert)

Konjugationen für dirigeren:

o.t.t.
  1. dirigeer
  2. dirigeert
  3. dirigeert
  4. dirigeren
  5. dirigeren
  6. dirigeren
o.v.t.
  1. dirigeerde
  2. dirigeerde
  3. dirigeerde
  4. dirigeerden
  5. dirigeerden
  6. dirigeerden
v.t.t.
  1. heb gedirigeerd
  2. hebt gedirigeerd
  3. heeft gedirigeerd
  4. hebben gedirigeerd
  5. hebben gedirigeerd
  6. hebben gedirigeerd
v.v.t.
  1. had gedirigeerd
  2. had gedirigeerd
  3. had gedirigeerd
  4. hadden gedirigeerd
  5. hadden gedirigeerd
  6. hadden gedirigeerd
o.t.t.t.
  1. zal dirigeren
  2. zult dirigeren
  3. zal dirigeren
  4. zullen dirigeren
  5. zullen dirigeren
  6. zullen dirigeren
o.v.t.t.
  1. zou dirigeren
  2. zou dirigeren
  3. zou dirigeren
  4. zouden dirigeren
  5. zouden dirigeren
  6. zouden dirigeren
en verder
  1. ben gedirigeerd
  2. bent gedirigeerd
  3. is gedirigeerd
  4. zijn gedirigeerd
  5. zijn gedirigeerd
  6. zijn gedirigeerd
diversen
  1. dirigeer!
  2. dirigeert!
  3. gedirigeerd
  4. dirigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dirigeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Dirigieren dirigeren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dirigieren dirigeren; orkest dirigeren aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten

Wiktionary Übersetzungen für dirigeren:


Cross Translation:
FromToVia
dirigeren dirigieren conduct — music: to direct

Verwandte Übersetzungen für dirigeren