Niederländisch
Detailübersetzungen für dimmen (Niederländisch) ins Deutsch
dimmen:
-
dimmen
Konjugationen für dimmen:
o.t.t.
- dim
- dimt
- dimt
- dimmen
- dimmen
- dimmen
o.v.t.
- dimde
- dimde
- dimde
- dimden
- dimden
- dimden
v.t.t.
- heb gedimd
- hebt gedimd
- heeft gedimd
- hebben gedimd
- hebben gedimd
- hebben gedimd
v.v.t.
- had gedimd
- had gedimd
- had gedimd
- hadden gedimd
- hadden gedimd
- hadden gedimd
o.t.t.t.
- zal dimmen
- zult dimmen
- zal dimmen
- zullen dimmen
- zullen dimmen
- zullen dimmen
o.v.t.t.
- zou dimmen
- zou dimmen
- zou dimmen
- zouden dimmen
- zouden dimmen
- zouden dimmen
en verder
- is gedimd
- zijn gedimd
diversen
- dim!
- dimt!
- gedimd
- dimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für dimmen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abblenden | dimmen | afdekken; afruimen; blinderen; opruimen |