Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. dichtslaan:


Niederländisch

Detailübersetzungen für dichtslaan (Niederländisch) ins Deutsch

dichtslaan:

dichtslaan Verb (sla dicht, slaat dicht, sloeg dicht, sloegen dicht, dichtgeslagen)

  1. dichtslaan (dichtwerpen)
    zuschlagen; zuwerfen
    • zuschlagen Verb (schlage zu, schlägst zu, schlägt zu, schlug zu, schlugt zu, zugeschlagen)
    • zuwerfen Verb (werfe zu, wirfst zu, wirft zu, warf zu, warft zu, zugeworfen)
  2. dichtslaan
    zuschlagen
    • zuschlagen Verb (schlage zu, schlägst zu, schlägt zu, schlug zu, schlugt zu, zugeschlagen)

Konjugationen für dichtslaan:

o.t.t.
  1. sla dicht
  2. slaat dicht
  3. slaat dicht
  4. slaan dicht
  5. slaan dicht
  6. slaan dicht
o.v.t.
  1. sloeg dicht
  2. sloeg dicht
  3. sloeg dicht
  4. sloegen dicht
  5. sloegen dicht
  6. sloegen dicht
v.t.t.
  1. heb dichtgeslagen
  2. hebt dichtgeslagen
  3. heeft dichtgeslagen
  4. hebben dichtgeslagen
  5. hebben dichtgeslagen
  6. hebben dichtgeslagen
v.v.t.
  1. had dichtgeslagen
  2. had dichtgeslagen
  3. had dichtgeslagen
  4. hadden dichtgeslagen
  5. hadden dichtgeslagen
  6. hadden dichtgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal dichtslaan
  2. zult dichtslaan
  3. zal dichtslaan
  4. zullen dichtslaan
  5. zullen dichtslaan
  6. zullen dichtslaan
o.v.t.t.
  1. zou dichtslaan
  2. zou dichtslaan
  3. zou dichtslaan
  4. zouden dichtslaan
  5. zouden dichtslaan
  6. zouden dichtslaan
en verder
  1. is dichtgeslagen
  2. zijn dichtgeslagen
diversen
  1. sla dicht!
  2. slaat dicht!
  3. dichtgeslagen
  4. dichtslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für dichtslaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
zuschlagen dichtslaan; dichtwerpen
zuwerfen dichtslaan; dichtwerpen dichtgooien; toewerpen