Niederländisch

Detailübersetzungen für bleekheid (Niederländisch) ins Deutsch

bleekheid:

bleekheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de bleekheid (pipsheid)

Übersetzung Matrix für bleekheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Farblosigkeit bleekheid; pipsheid grauwheid; kleurloosheid; somberheid; vaalheid
bläßlich aussehen bleekheid; pipsheid

Verwandte Wörter für "bleekheid":


bleekheid form of bleek:

bleek Adjektiv

  1. bleek (bleek van gelaatskleur; wit)
    weiß; blaß; bleich
  2. bleek (flets; verschoten; flauw)
    verschossen; schal; verschlissen; farblos; falb; glanzlos; matt; fahl; welk; ausgebleicht
  3. bleek (flets; kleurloos)
    blaß; matt; fahl; welk; verwaschen; glanzlos
  4. bleek (pips)
    bleich; blaß; fahl; welk; abgespannt
  5. bleek (kleurloos; blank; ongekleurd)
    farblos; ungefärbt

Übersetzung Matrix für bleek:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abgespannt bleek; pips afgemat; bleekjes; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; krukkig; onbeholpen; onhandig; op; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wee; ziekelijk; zwak
ausgebleicht bleek; flauw; flets; verschoten
blaß bleek; bleek van gelaatskleur; flets; kleurloos; pips; wit blank; doodsbleek; grauw; lijkbleek; lijkwit; sneeuwwit; spierwit; vaal; wit; wit van huidskleur
bleich bleek; bleek van gelaatskleur; pips; wit blank; flets; grauw; mat; vaal; wit; wit van huidskleur
fahl bleek; flauw; flets; kleurloos; pips; verschoten afgezaagd; eentonig; flauw; grauw; mistig; monotoon; nevelachtig; onduidelijk; onhelder; saai; slaapverwekkend; suf; vaag; vaal; vagelijk; vervelend; wazig
falb bleek; flauw; flets; verschoten grauwkleurig; grijs
farblos blank; bleek; flauw; flets; kleurloos; ongekleurd; verschoten beslagen; dof; flets; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; vaal; verveloos; verweerd
glanzlos bleek; flauw; flets; kleurloos; verschoten beslagen; dof; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; verveloos
matt bleek; flauw; flets; kleurloos; verschoten armetierig; beslagen; bleekjes; dof; flauwtjes; flets; futloos; gammel; gematteerd; glansloos; krakkemikkig; kwijnend; lamlendig; lijzig; log; loom; lusteloos; mat; niet helder; pips; slap; slapjes; wankel; wee; ziekelijk; zwak
schal bleek; flauw; flets; verschoten banaal; dor; duf; flauw; grof; laag-bij-de-grond; lomp; muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; platvloers; schraal; schunnig; slap; smakeloos; suf; triviaal; verschaald; verschraald; vunzig; waterachtig; waterig; zonder smaak
ungefärbt blank; bleek; kleurloos; ongekleurd
verschlissen bleek; flauw; flets; verschoten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen
verschossen bleek; flauw; flets; verschoten amoureus; verkikkerd; verliefd
verwaschen bleek; flets; kleurloos
weiß bleek; bleek van gelaatskleur; wit blank; wit; wit van huidskleur
welk bleek; flauw; flets; kleurloos; pips; verschoten dor; droog; krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verdord

Verwandte Wörter für "bleek":


Wiktionary Übersetzungen für bleek:

bleek
adjective
  1. gering van kleur

Cross Translation:
FromToVia
bleek Bleiche bleach — chemical
bleek ausgeblichen; bleich; farblos bleak — without color
bleek blond; hellhäutig; hell fair — light in color or pale
bleek hell; blass pale — light in color
bleek blass; bleich; fahl pâle — Qui est d’un blanc terne, qui décolorer, parler du visage.