Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. binnenvaart:
  2. binnenvaren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für binnenvaart (Niederländisch) ins Deutsch

binnenvaart:

binnenvaart [de ~] Nomen

  1. de binnenvaart

Übersetzung Matrix für binnenvaart:

OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Fluss-Schifffahrt binnenvaart

binnenvaart form of binnenvaren:

binnenvaren Verb (vaar binnen, vaart binnen, voer binnen, voeren binnen, binnengevaren)

  1. binnenvaren (invaren)
    einfahren; hineinfahren; hereinfahren
    • einfahren Verb (fahre ein, fährst ein, fährt ein, fuhr ein, fuhrt ein, eingefahren)
    • hineinfahren Verb (fahre hinein, fährst hinein, fährt hinein, fuhr hinein, fuhrt hinein, hineingefahren)
    • hereinfahren Verb (fahre herein, fährst herein, fährt herein, fuhr herein, fuhrt herein, hereingefahren)

Konjugationen für binnenvaren:

o.t.t.
  1. vaar binnen
  2. vaart binnen
  3. vaart binnen
  4. varen binnen
  5. varen binnen
  6. varen binnen
o.v.t.
  1. voer binnen
  2. voer binnen
  3. voer binnen
  4. voeren binnen
  5. voeren binnen
  6. voeren binnen
v.t.t.
  1. ben binnengevaren
  2. bent binnengevaren
  3. is binnengevaren
  4. zijn binnengevaren
  5. zijn binnengevaren
  6. zijn binnengevaren
v.v.t.
  1. was binnengevaren
  2. was binnengevaren
  3. was binnengevaren
  4. waren binnengevaren
  5. waren binnengevaren
  6. waren binnengevaren
o.t.t.t.
  1. zal binnenvaren
  2. zult binnenvaren
  3. zal binnenvaren
  4. zullen binnenvaren
  5. zullen binnenvaren
  6. zullen binnenvaren
o.v.t.t.
  1. zou binnenvaren
  2. zou binnenvaren
  3. zou binnenvaren
  4. zouden binnenvaren
  5. zouden binnenvaren
  6. zouden binnenvaren
diversen
  1. vaar binnen!
  2. vaart binnen!
  3. binnengevaren
  4. binnenvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für binnenvaren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
einfahren binnenvaren; invaren betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; ingaan; inrijden; oprijden; opwaarts rijden
hereinfahren binnenvaren; invaren binnenrijden; binnenzetten; inrijden
hineinfahren binnenvaren; invaren binnenrijden; inrijden