Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bezoekuur:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bezoekuur (Niederländisch) ins Deutsch

bezoekuur:

bezoekuur [het ~] Nomen

  1. het bezoekuur (bezoektijd)
    die Sprechstunde; der Empfangstag; die Besuchszeit; die Besuchsstunde

Übersetzung Matrix für bezoekuur:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Besuchsstunde bezoektijd; bezoekuur spreekuur
Besuchszeit bezoektijd; bezoekuur spreekuur
Empfangstag bezoektijd; bezoekuur spreekuur
Sprechstunde bezoektijd; bezoekuur spreektijd; spreekuur

Verwandte Wörter für "bezoekuur":

  • bezoekuren