Niederländisch
Detailübersetzungen für bepantseren (Niederländisch) ins Deutsch
bepantseren:
-
bepantseren (harnassen)
Konjugationen für bepantseren:
o.t.t.
- bepantser
- bepantsert
- bepantsert
- bepantseren
- bepantseren
- bepantseren
o.v.t.
- bepantserde
- bepantserde
- bepantserde
- bepantserden
- bepantserden
- bepantserden
v.t.t.
- heb bepantserd
- hebt bepantserd
- heeft bepantserd
- hebben bepantserd
- hebben bepantserd
- hebben bepantserd
v.v.t.
- had bepantserd
- had bepantserd
- had bepantserd
- hadden bepantserd
- hadden bepantserd
- hadden bepantserd
o.t.t.t.
- zal bepantseren
- zult bepantseren
- zal bepantseren
- zullen bepantseren
- zullen bepantseren
- zullen bepantseren
o.v.t.t.
- zou bepantseren
- zou bepantseren
- zou bepantseren
- zouden bepantseren
- zouden bepantseren
- zouden bepantseren
diversen
- bepantser!
- bepantsert!
- bepantserd
- bepantserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bepantseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bewaffnen | bepantseren; harnassen | bewapenen; wapenen |
bewehren | bepantseren; harnassen |