Niederländisch
Detailübersetzungen für bemannen (Niederländisch) ins Deutsch
bemannen:
Konjugationen für bemannen:
o.t.t.
- beman
- bemant
- bemant
- bemannen
- bemannen
- bemannen
o.v.t.
- bemande
- bemande
- bemande
- bemanden
- bemanden
- bemanden
v.t.t.
- heb bemand
- hebt bemand
- heeft bemand
- hebben bemand
- hebben bemand
- hebben bemand
v.v.t.
- had bemand
- had bemand
- had bemand
- hadden bemand
- hadden bemand
- hadden bemand
o.t.t.t.
- zal bemannen
- zult bemannen
- zal bemannen
- zullen bemannen
- zullen bemannen
- zullen bemannen
o.v.t.t.
- zou bemannen
- zou bemannen
- zou bemannen
- zouden bemannen
- zouden bemannen
- zouden bemannen
diversen
- beman!
- bemant!
- bemand
- bemannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bemannen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bemannen | bemannen |