Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bekostigen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bekostigen (Niederländisch) ins Deutsch

bekostigen:

bekostigen Verb (bekostig, bekostigt, bekostigde, bekostigden, bekostigd)

  1. bekostigen

Konjugationen für bekostigen:

o.t.t.
  1. bekostig
  2. bekostigt
  3. bekostigt
  4. bekostigen
  5. bekostigen
  6. bekostigen
o.v.t.
  1. bekostigde
  2. bekostigde
  3. bekostigde
  4. bekostigden
  5. bekostigden
  6. bekostigden
v.t.t.
  1. heb bekostigd
  2. hebt bekostigd
  3. heeft bekostigd
  4. hebben bekostigd
  5. hebben bekostigd
  6. hebben bekostigd
v.v.t.
  1. had bekostigd
  2. had bekostigd
  3. had bekostigd
  4. hadden bekostigd
  5. hadden bekostigd
  6. hadden bekostigd
o.t.t.t.
  1. zal bekostigen
  2. zult bekostigen
  3. zal bekostigen
  4. zullen bekostigen
  5. zullen bekostigen
  6. zullen bekostigen
o.v.t.t.
  1. zou bekostigen
  2. zou bekostigen
  3. zou bekostigen
  4. zouden bekostigen
  5. zouden bekostigen
  6. zouden bekostigen
diversen
  1. bekostig!
  2. bekostigt!
  3. bekostigd
  4. bekostigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bekostigen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Die Kosten für etwas tragen bekostigen

Wiktionary Übersetzungen für bekostigen:

bekostigen
verb
  1. ervoor zorgen dat de kosten betaald worden