Niederländisch
Detailübersetzungen für bekopen (Niederländisch) ins Deutsch
bekopen:
-
bekopen
Konjugationen für bekopen:
o.t.t.
- bekoop
- bekoopt
- bekoopt
- bekopen
- bekopen
- bekopen
o.v.t.
- bekocht
- bekocht
- bekocht
- bekochten
- bekochten
- bekochten
v.t.t.
- heb bekocht
- hebt bekocht
- heeft bekocht
- hebben bekocht
- hebben bekocht
- hebben bekocht
v.v.t.
- had bekocht
- had bekocht
- had bekocht
- hadden bekocht
- hadden bekocht
- hadden bekocht
o.t.t.t.
- zal bekopen
- zult bekopen
- zal bekopen
- zullen bekopen
- zullen bekopen
- zullen bekopen
o.v.t.t.
- zou bekopen
- zou bekopen
- zou bekopen
- zouden bekopen
- zouden bekopen
- zouden bekopen
diversen
- bekoop!
- bekoopt!
- bekocht
- bekopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für bekopen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bezahlen | bekopen | afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; duur bekopen; honoreren; salariëren; zich kwijten |
büßen für | bekopen | duur bekopen |
erkaufen | bekopen |