Niederländisch
Detailübersetzungen für begoochelen (Niederländisch) ins Deutsch
begoochelen:
-
begoochelen
Konjugationen für begoochelen:
o.t.t.
- begoochel
- begoochelt
- begoochelt
- begoochelen
- begoochelen
- begoochelen
o.v.t.
- begoochelde
- begoochelde
- begoochelde
- begoochelden
- begoochelden
- begoochelden
v.t.t.
- ben begoocheld
- bent begoocheld
- is begoocheld
- zijn begoocheld
- zijn begoocheld
- zijn begoocheld
v.v.t.
- was begoocheld
- was begoocheld
- was begoocheld
- waren begoocheld
- waren begoocheld
- waren begoocheld
o.t.t.t.
- zal begoochelen
- zult begoochelen
- zal begoochelen
- zullen begoochelen
- zullen begoochelen
- zullen begoochelen
o.v.t.t.
- zou begoochelen
- zou begoochelen
- zou begoochelen
- zouden begoochelen
- zouden begoochelen
- zouden begoochelen
diversen
- begoochel!
- begoochelt!
- begoocheld
- begoochelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für begoochelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
betören | begoochelen | aanlokken; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken |
bezaubern | begoochelen | aanlokken; beheksen; bekoren; betoveren; bevallen; blij maken; in verrukking brengen; lokken; meelokken; plezieren; verblijden; verheugd; verleiden; verlokken; verrukken; voortlokken; weglokken |
Computerübersetzung von Drittern: