Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. bebouwd:
  2. bebouwen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bebouwd (Niederländisch) ins Deutsch

bebouwd:

bebouwd Adjektiv

  1. bebouwd
    bebaut

Übersetzung Matrix für bebouwd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bebaut bebouwd gecultiveerd

bebouwen:

bebouwen Verb (bebouw, bebouwt, bebouwde, bebouwden, bebouwd)

  1. bebouwen
    bebauen
    • bebauen Verb (bebaue, bebaust, bebaut, bebaute, bebautet, bebaut)

Konjugationen für bebouwen:

o.t.t.
  1. bebouw
  2. bebouwt
  3. bebouwt
  4. bebouwen
  5. bebouwen
  6. bebouwen
o.v.t.
  1. bebouwde
  2. bebouwde
  3. bebouwde
  4. bebouwden
  5. bebouwden
  6. bebouwden
v.t.t.
  1. heb bebouwd
  2. hebt bebouwd
  3. heeft bebouwd
  4. hebben bebouwd
  5. hebben bebouwd
  6. hebben bebouwd
v.v.t.
  1. had bebouwd
  2. had bebouwd
  3. had bebouwd
  4. hadden bebouwd
  5. hadden bebouwd
  6. hadden bebouwd
o.t.t.t.
  1. zal bebouwen
  2. zult bebouwen
  3. zal bebouwen
  4. zullen bebouwen
  5. zullen bebouwen
  6. zullen bebouwen
o.v.t.t.
  1. zou bebouwen
  2. zou bebouwen
  3. zou bebouwen
  4. zouden bebouwen
  5. zouden bebouwen
  6. zouden bebouwen
diversen
  1. bebouw!
  2. bebouwt!
  3. bebouwd
  4. bebouwende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bebouwen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bebauen bebouwen

Wiktionary Übersetzungen für bebouwen:

bebouwen
verb
  1. vullen met gebouwen
  2. landbouwgrond bewerken

Cross Translation:
FromToVia
bebouwen pflügen till — to work or cultivate
bebouwen kultivieren cultivertravailler une terre pour la rendre plus fertile et pour améliorer ses productions.