Niederländisch
Detailübersetzungen für beboteren (Niederländisch) ins Deutsch
beboteren:
-
beboteren
Konjugationen für beboteren:
o.t.t.
- beboter
- bebotert
- bebotert
- beboteren
- beboteren
- beboteren
o.v.t.
- beboterde
- beboterde
- beboterde
- beboterden
- beboterden
- beboterden
v.t.t.
- heb beboterd
- hebt beboterd
- heeft beboterd
- hebben beboterd
- hebben beboterd
- hebben beboterd
v.v.t.
- had beboterd
- had beboterd
- had beboterd
- hadden beboterd
- hadden beboterd
- hadden beboterd
o.t.t.t.
- zal beboteren
- zult beboteren
- zal beboteren
- zullen beboteren
- zullen beboteren
- zullen beboteren
o.v.t.t.
- zou beboteren
- zou beboteren
- zou beboteren
- zouden beboteren
- zouden beboteren
- zouden beboteren
diversen
- beboter!
- bebotert!
- beboterd
- beboterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für beboteren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
buttern | beboteren | karnen |
Wiktionary Übersetzungen für beboteren:
beboteren
verb
-
Gastronomie: mit Butter bestreichen