Niederländisch
Detailübersetzungen für afsloof (Niederländisch) ins Deutsch
afsloof form of afsloven:
-
afsloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren)
schuften; sich abrackern; sich abarbeiten; sich abmühen-
sich abrackern Verb
-
sich abarbeiten Verb
-
sich abmühen Verb
Konjugationen für afsloven:
o.t.t.
- sloof af
- slooft af
- slooft af
- sloven af
- sloven af
- sloven af
o.v.t.
- sloofde af
- sloofde af
- sloofde af
- sloofden af
- sloofden af
- sloofden af
v.t.t.
- heb afgesloofd
- hebt afgesloofd
- heeft afgesloofd
- hebben afgesloofd
- hebben afgesloofd
- hebben afgesloofd
v.v.t.
- had afgesloofd
- had afgesloofd
- had afgesloofd
- hadden afgesloofd
- hadden afgesloofd
- hadden afgesloofd
o.t.t.t.
- zal afsloven
- zult afsloven
- zal afsloven
- zullen afsloven
- zullen afsloven
- zullen afsloven
o.v.t.t.
- zou afsloven
- zou afsloven
- zou afsloven
- zouden afsloven
- zouden afsloven
- zouden afsloven
diversen
- sloof af!
- slooft af!
- afgesloofd
- afslovende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afsloven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
schuften | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; flink aanpakken; grondig aanpakken; half dood werken; hard werken; hardlopen; kapotwerken; pezen; rennen; sloven; stevig aanpakken; streng behandelen; uitsloven |
sich abarbeiten | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | |
sich abmühen | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; aftobben; flink aanpakken; hard werken |
sich abrackern | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen | aanpoten; flink aanpakken; hard werken; uitsloven; zich uitsloven |