Niederländisch
Detailübersetzungen für afrennen (Niederländisch) ins Deutsch
afrennen:
-
afrennen
Konjugationen für afrennen:
o.t.t.
- ren af
- rent af
- rent af
- rennen af
- rennen af
- rennen af
o.v.t.
- rende af
- rende af
- rende af
- renden af
- renden af
- renden af
v.t.t.
- ben afgerend
- bent afgerend
- is afgerend
- zijn afgerend
- zijn afgerend
- zijn afgerend
v.v.t.
- was afgerend
- was afgerend
- was afgerend
- waren afgerend
- waren afgerend
- waren afgerend
o.t.t.t.
- zal afrennen
- zult afrennen
- zal afrennen
- zullen afrennen
- zullen afrennen
- zullen afrennen
o.v.t.t.
- zou afrennen
- zou afrennen
- zou afrennen
- zouden afrennen
- zouden afrennen
- zouden afrennen
diversen
- ren af!
- rent af!
- afgerend
- afrennende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afrennen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zurennen | afrennen |