Niederländisch
Detailübersetzungen für achterleggen (Niederländisch) ins Deutsch
achterleggen:
-
achterleggen
hinterlegen; deponieren-
hinterlegen Verb (lege hinter, legst hinter, legt hinter, legte hinter, legtet hinter, hintergelegt)
-
Konjugationen für achterleggen:
o.t.t.
- leg achter
- legt achter
- legt achter
- leggen achter
- leggen achter
- leggen achter
o.v.t.
- legde achter
- legde achter
- legde achter
- legden achter
- legden achter
- legden achter
v.t.t.
- heb achtergelegd
- hebt achtergelegd
- heeft achtergelegd
- hebben achtergelegd
- hebben achtergelegd
- hebben achtergelegd
v.v.t.
- had achtergelegd
- had achtergelegd
- had achtergelegd
- hadden achtergelegd
- hadden achtergelegd
- hadden achtergelegd
o.t.t.t.
- zal achterleggen
- zult achterleggen
- zal achterleggen
- zullen achterleggen
- zullen achterleggen
- zullen achterleggen
o.v.t.t.
- zou achterleggen
- zou achterleggen
- zou achterleggen
- zouden achterleggen
- zouden achterleggen
- zouden achterleggen
diversen
- leg achter!
- legt achter!
- achtergelegd
- achterleggende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für achterleggen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
deponieren | achterleggen | bewaren; deponeren; geld overmaken; leggen; neerleggen; opslaan; overboeken; overschrijven; overzenden; plaatsen; posten; posteren; stationeren; storten; wegleggen; zetten |
hinterlegen | achterleggen | deponeren; geld overmaken; neerleggen; overboeken; overschrijven; overzenden |
Computerübersetzung von Drittern: