Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. achtergeblevene:
  2. achtergebleven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für achtergeblevene (Niederländisch) ins Deutsch

achtergeblevene:

achtergeblevene [de ~] Nomen

  1. de achtergeblevene (achterblijver; uitvaller)
    der Trödler; der Hinterbliebene; der Nachzügler

Übersetzung Matrix für achtergeblevene:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Hinterbliebene achterblijver; achtergeblevene; uitvaller erfgenaam; nabestaande
Nachzügler achterblijver; achtergeblevene; uitvaller hannes; laatkomer; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous
Trödler achterblijver; achtergeblevene; uitvaller draler; hannes; sijsjeslijmer; slak; sukkel; talmer; teut; treuzel; treuzelaar; treuzelkous; uitdraagster; uitdragers

Verwandte Wörter für "achtergeblevene":


achtergebleven:

achtergebleven Adjektiv

  1. achtergebleven (achterlijk)

Übersetzung Matrix für achtergebleven:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dumm achtergebleven; achterlijk achterlijk; afgestompt; afstompend; bot; breinloos; dom; dwaas; eentonig; eenvoudig; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; hersenloos; idioot; licht; lomp; makkelijk; minderbegaafd; niet moeilijk; oerdom; oliedom; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onbezonnen; onnozel; onopgevoed; onverstandig; overbluft; paf; perplex; redeloos; saai; simpel; sprakeloos; stom; stompzinnig; stomverbaasd; stupide; suf; verstandeloos; zonder verstand; zwijgend
einfältig achtergebleven; achterlijk dwaas; eenvoudig; goedgelovig; idioot; in een handomdraai; licht; lichtgelovig; lichtwegend; minderbegaafd; moeiteloos; naïef; onbezonnen; ongecompliceerd; schaapachtig; simpel; sullig; vanzelf; zonder moeite
geistesschwach achtergebleven; achterlijk achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; getikt; hoorndol; idioot; idioterig; kierewiet; knots; krankjorum; krankzinnig; licht; lichtwegend; maf; mal; mesjogge; minderbegaafd; niet goed snik; stupide; typisch; vreemd; zot
rückständig achtergebleven; achterlijk achterstallig; minderbegaafd
schwach achtergebleven; achterlijk arm; armetierig; armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; debiel; dement; dof; dun; flauw; flauwtjes; flets; fragiel; gammel; idioot; ijl; imbeciel; inferieur; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; kwijnend; laag; mager; mat; matig; middelmatig; min; minderwaardig; niet al te best; niet helder; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; ondermaats; ondeugdelijk; pips; ploertig; pover; schamel; schemerig; schimmig; schraal; slap; slapjes; slecht; teer; tweederangs; van geringe dichtheid; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak; zwakjes; zwakzinnig
schwachsinnig achtergebleven; achterlijk achterlijk; debiel; dement; idioot; imbeciel; zwakzinnig
unterbegabt achtergebleven; achterlijk minderbegaafd
zurückgeblieben achtergebleven; achterlijk achterlijk; minderbegaafd; oubollig

Verwandte Wörter für "achtergebleven":


Computerübersetzung von Drittern: