Niederländisch
Detailübersetzungen für aanzuren (Niederländisch) ins Deutsch
aanzuren:
-
aanzuren (zuurder maken)
Konjugationen für aanzuren:
o.t.t.
- zuur aan
- zuurt aan
- zuurt aan
- zuren aan
- zuren aan
- zuren aan
o.v.t.
- zuurde aan
- zuurde aan
- zuurde aan
- zuurden aan
- zuurden aan
- zuurden aan
v.t.t.
- heb aangezuurd
- hebt aangezuurd
- heeft aangezuurd
- hebben aangezuurd
- hebben aangezuurd
- hebben aangezuurd
v.v.t.
- had aangezuurd
- had aangezuurd
- had aangezuurd
- hadden aangezuurd
- hadden aangezuurd
- hadden aangezuurd
o.t.t.t.
- zal aanzuren
- zult aanzuren
- zal aanzuren
- zullen aanzuren
- zullen aanzuren
- zullen aanzuren
o.v.t.t.
- zou aanzuren
- zou aanzuren
- zou aanzuren
- zouden aanzuren
- zouden aanzuren
- zouden aanzuren
diversen
- zuur aan!
- zuurt aan!
- aangezuurd
- aanzurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanzuren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
ansäuern | aanzuren; zuurder maken | |
säuern | aanzuren; zuurder maken | doen verzuren; zuur maken |