Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanlaten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanlaten (Niederländisch) ins Deutsch

aanlaten:

aanlaten Verb (laat aan, liet aan, lieten aan, aangelaten)

  1. aanlaten

Konjugationen für aanlaten:

o.t.t.
  1. laat aan
  2. laat aan
  3. laat aan
  4. laaten aan
  5. laaten aan
  6. laaten aan
o.v.t.
  1. liet aan
  2. liet aan
  3. liet aan
  4. lieten aan
  5. lieten aan
  6. lieten aan
v.t.t.
  1. heb aangelaten
  2. hebt aangelaten
  3. heeft aangelaten
  4. hebben aangelaten
  5. hebben aangelaten
  6. hebben aangelaten
v.v.t.
  1. had aangelaten
  2. had aangelaten
  3. had aangelaten
  4. hadden aangelaten
  5. hadden aangelaten
  6. hadden aangelaten
o.t.t.t.
  1. zal aanlaten
  2. zult aanlaten
  3. zal aanlaten
  4. zullen aanlaten
  5. zullen aanlaten
  6. zullen aanlaten
o.v.t.t.
  1. zou aanlaten
  2. zou aanlaten
  3. zou aanlaten
  4. zouden aanlaten
  5. zouden aanlaten
  6. zouden aanlaten
diversen
  1. laat aan!
  2. laat aan!
  3. aangelaten
  4. aanlatende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanlaten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anlassen aanlaten