Niederländisch
Detailübersetzungen für aangekleed zijn (Niederländisch) ins Deutsch
aangekleed zijn:
aangekleed zijn Verb (ben aangekleed, bent aangekleed, is aangekleed, was aangekleed, waren aangekleed, aangekleed geweest)
-
aangekleed zijn
Konjugationen für aangekleed zijn:
o.t.t.
- ben aangekleed
- bent aangekleed
- is aangekleed
- zijn aangekleed
- zijn aangekleed
- zijn aangekleed
o.v.t.
- was aangekleed
- was aangekleed
- was aangekleed
- waren aangekleed
- waren aangekleed
- waren aangekleed
v.t.t.
- ben aangekleed geweest
- bent aangekleed geweest
- is aangekleed geweest
- zijn aangekleed geweest
- zijn aangekleed geweest
- zijn aangekleed geweest
v.v.t.
- was aangekleed geweest
- was aangekleed geweest
- was aangekleed geweest
- waren aangekleed geweest
- waren aangekleed geweest
- waren aangekleed geweest
o.t.t.t.
- zal aangekleed zijn
- zult aangekleed zijn
- zal aangekleed zijn
- zullen aangekleed zijn
- zullen aangekleed zijn
- zullen aangekleed zijn
o.v.t.t.
- zou aangekleed zijn
- zou aangekleed zijn
- zou aangekleed zijn
- zouden aangekleed zijn
- zouden aangekleed zijn
- zouden aangekleed zijn
diversen
- ben aangekleed!
- bent aangekleed!
- aangekleed geweest
- aangekleed zijnde
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aangekleed zijn:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
angekleidet sein | aangekleed zijn | |
angezogen sein | aangekleed zijn |
Computerübersetzung von Drittern: