Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. aanflitsen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aanflitsen (Niederländisch) ins Deutsch

aanflitsen:

aanflitsen Verb (flits aan, flitst aan, flitste aan, flitsten aan, aangeflitst)

  1. aanflitsen (aanfloepen)

Konjugationen für aanflitsen:

o.t.t.
  1. flits aan
  2. flitst aan
  3. flitst aan
  4. flitsen aan
  5. flitsen aan
  6. flitsen aan
o.v.t.
  1. flitste aan
  2. flitste aan
  3. flitste aan
  4. flitsten aan
  5. flitsten aan
  6. flitsten aan
v.t.t.
  1. ben aangeflitst
  2. bent aangeflitst
  3. is aangeflitst
  4. zijn aangeflitst
  5. zijn aangeflitst
  6. zijn aangeflitst
v.v.t.
  1. was aangeflitst
  2. was aangeflitst
  3. was aangeflitst
  4. waren aangeflitst
  5. waren aangeflitst
  6. waren aangeflitst
o.t.t.t.
  1. zal aanflitsen
  2. zult aanflitsen
  3. zal aanflitsen
  4. zullen aanflitsen
  5. zullen aanflitsen
  6. zullen aanflitsen
o.v.t.t.
  1. zou aanflitsen
  2. zou aanflitsen
  3. zou aanflitsen
  4. zouden aanflitsen
  5. zouden aanflitsen
  6. zouden aanflitsen
diversen
  1. flits aan!
  2. flitst aan!
  3. aangeflitst
  4. aanflitsende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aanflitsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
anblitzen aanflitsen; aanfloepen
aufblitzen aanflitsen; aanfloepen