Niederländisch
Detailübersetzungen für aan kracht inboeten (Niederländisch) ins Deutsch
aan kracht inboeten:
aan kracht inboeten Verb (boet aan kracht in, boette aan kracht in, boetten aan kracht in, aan kracht ingeboet)
-
aan kracht inboeten (verzwakken; uitputten; verslappen; zwakker worden; zwak worden)
schwach werden; schwächer werden; ermüden; ermatten; erlahmen; erschlaffen-
schwach werden Verb
-
schwächer werden Verb
-
erschlaffen Verb
-
Konjugationen für aan kracht inboeten:
o.t.t.
- boet aan kracht in
- boet aan kracht in
- boet aan kracht in
- boeten aan kracht in
- boeten aan kracht in
- boeten aan kracht in
o.v.t.
- boette aan kracht in
- boette aan kracht in
- boette aan kracht in
- boetten aan kracht in
- boetten aan kracht in
- boetten aan kracht in
v.t.t.
- heb aan kracht ingeboet
- hebt aan kracht ingeboet
- heeft aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
- hebben aan kracht ingeboet
v.v.t.
- had aan kracht ingeboet
- had aan kracht ingeboet
- had aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
- hadden aan kracht ingeboet
o.t.t.t.
- zal aan kracht inboeten
- zult aan kracht inboeten
- zal aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
- zullen aan kracht inboeten
o.v.t.t.
- zou aan kracht inboeten
- zou aan kracht inboeten
- zou aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
- zouden aan kracht inboeten
diversen
- boet aan kracht in!
- boet aan kracht in!
- aan kracht ingeboet
- aan kracht inboetende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze