Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. voortmaken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für voortmaken (Niederländisch) ins Deutsch

voortmaken:

voortmaken Verb (maak voort, maakt voort, maakte voort, maakten voort, voortgemaakt)

  1. voortmaken (zich spoeden; haasten; jagen; )
    sich beeilen; hasten; eilen; jagen; hetzen; wetzen
    • sich beeilen Verb (beeile mich, beeilst dich, beeilt sich, beeilte sich, beeiltet euch, sich beeilt)
    • hasten Verb (haste, hastest, hastet, hastete, hastetet, gehastet)
    • eilen Verb (eile, eilst, eilt, eilte, eiltet, geeilt)
    • jagen Verb (jage, jagst, jagt, jagte, jagtet, gejagt)
    • hetzen Verb (hetze, hetzt, hetzte, hetztet, gehetzt)
    • wetzen Verb (wetze, wetzt, wetzte, wetztet, gewetzt)

Konjugationen für voortmaken:

o.t.t.
  1. maak voort
  2. maakt voort
  3. maakt voort
  4. maken voort
  5. maken voort
  6. maken voort
o.v.t.
  1. maakte voort
  2. maakte voort
  3. maakte voort
  4. maakten voort
  5. maakten voort
  6. maakten voort
v.t.t.
  1. heb voortgemaakt
  2. hebt voortgemaakt
  3. heeft voortgemaakt
  4. hebben voortgemaakt
  5. hebben voortgemaakt
  6. hebben voortgemaakt
v.v.t.
  1. had voortgemaakt
  2. had voortgemaakt
  3. had voortgemaakt
  4. hadden voortgemaakt
  5. hadden voortgemaakt
  6. hadden voortgemaakt
o.t.t.t.
  1. zal voortmaken
  2. zult voortmaken
  3. zal voortmaken
  4. zullen voortmaken
  5. zullen voortmaken
  6. zullen voortmaken
o.v.t.t.
  1. zou voortmaken
  2. zou voortmaken
  3. zou voortmaken
  4. zouden voortmaken
  5. zouden voortmaken
  6. zouden voortmaken
diversen
  1. maak voort!
  2. maakt voort!
  3. voortgemaakt
  4. voortmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voortmaken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
eilen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
hasten aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; hardlopen; hardrijden; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
hetzen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden aanzetten; haasten; hardlopen; hardrijden; iets aanstoken; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; opzwepen; rennen; reppen; snellen; spoeden; spurten; sterk prikkelen; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; voortjagen; zich haasten; zich spoeden
jagen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden brullen; haasten; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; ophitsen; opjagen; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; uitroepen; uitschreeuwen; vliegen; voortjagen; zich haasten; zich spoeden
sich beeilen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
wetzen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden aanzetten; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; rennen; reppen; scherp maken; scherpen; slijpen; snellen; spoeden; stressen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; wetten; zich haasten; zich spoeden

Wiktionary Übersetzungen für voortmaken:

voortmaken
verb
  1. in hoog tempo aan iets werken