Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verbleken:
-
Wiktionary:
- verbleken → erblassen, erbleichen
- verbleken → erbleichen, verblassen, erblassen
Niederländisch
Detailübersetzungen für verbleken (Niederländisch) ins Deutsch
verbleken:
-
verbleken (vervagen; tanen)
-
verbleken (bleek worden; wit worden)
Konjugationen für verbleken:
o.t.t.
- verbleek
- verbleekt
- verbleekt
- verbleken
- verbleken
- verbleken
o.v.t.
- verbleekte
- verbleekte
- verbleekte
- verbleekten
- verbleekten
- verbleekten
v.t.t.
- heb verbleekt
- hebt verbleekt
- heeft verbleekt
- hebben verbleekt
- hebben verbleekt
- hebben verbleekt
v.v.t.
- had verbleekt
- had verbleekt
- had verbleekt
- hadden verbleekt
- hadden verbleekt
- hadden verbleekt
o.t.t.t.
- zal verbleken
- zult verbleken
- zal verbleken
- zullen verbleken
- zullen verbleken
- zullen verbleken
o.v.t.t.
- zou verbleken
- zou verbleken
- zou verbleken
- zouden verbleken
- zouden verbleken
- zouden verbleken
diversen
- verbleek!
- verbleekt!
- verbleekt
- verblekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verbleken:
Wiktionary Übersetzungen für verbleken:
verbleken
Cross Translation:
verb
-
alle kleur verliezen
- verbleken → erblassen; erbleichen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verbleken | → erbleichen | ↔ blanch — to grow or become white |
• verbleken | → verblassen | ↔ fade — to lose freshness |
• verbleken | → erblassen; verblassen | ↔ pâlir — devenir pâle. |