Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uitelkaar:
  2. uit elkaar:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uit elkaar (Niederländisch) ins Deutsch

uitelkaar:


uit elkaar:

uit elkaar Adjektiv

  1. uit elkaar (uit elkander; uiteen; uitelkaar; )
    auseinander; entzwei

Übersetzung Matrix für uit elkaar:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
auseinander uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
entzwei uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen aan stukken; beschadigd; defect; doormidden; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; middendoor; onklaar; stuk

Wiktionary Übersetzungen für uit elkaar:


Cross Translation:
FromToVia
uit elkaar entzwei; in Stücke; auseinander asunder — into separate parts

Verwandte Übersetzungen für uit elkaar