Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->Suche: puntig

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: puntig

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

puntig:
- spitz; zugespitzt; kantig; gezahnt
Wiktionary:
- puntig → spitz, scharf, grell, herb, beißend, heftig, hart, rau, streng

Niederländisch

Detailübersetzungen für puntig (Niederländisch) ins Deutsch

puntig:

puntig Adjektiv

puntig (spits; scherp)
spitz
- spitz Adjektiv
puntig (spitsvormig; spits; toegespitst; spitsig)
spitz; zugespitzt
- spitz Adjektiv
- zugespitzt Adjektiv
puntig (scherp gepunt)
kantig; gezahnt
- kantig Adjektiv
- gezahnt Adjektiv

Übersetzung Matrix für puntig:

Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
gezahnt	puntig; scherp gepunt	gekarteld; getand; tandvormig
kantig	puntig; scherp gepunt	gekarteld; getand; hoekig; kantig; krukkig; meedogenloos; onbeholpen; onhandig; scherp; scherpgerand; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; wreed
spitz	puntig; scherp; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst	hel
zugespitzt	puntig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst	gericht; gretig; happig; messcherp; scherp

Verwandte Wörter für "puntig":

puntigheid, puntiger, puntigere, puntigst, puntigste, puntige

Wiktionary Übersetzungen für puntig:

Cross Translation:

From	To	Via
• puntig	→ spitz; scharf	↔ sharp — pointed, able to pierce easily
• puntig	→ grell; herb; scharf; beißend; heftig; hart; rau; streng; spitz	↔ pointu — Qui se termine en pointe

Verwandte Übersetzungen für puntig

puntig zijn